Donner en de verplichte verkoop; er is meer denkruimte mogelijk

inister Donner is, met de wanhoop nabij, bezig om een list te verzinnen om corporaties te verplichten hun woningen te verkopen hun huurder (right to buy) Veel juristen aan corporatiekant zijn nu denk ik bezig om argumenten te vinden waarom je een private partij (corporaties) niet kunt verplichten om tot verkoop over te gaan. Naar mijn idee zit aan dit fenomeen een politiek filosofische component. Het framewerk is niet van mij, maar is afkomstig uit het mooie boek “The Myth of ownership; taxes and justice” van Liam Murphy en Thomas Nagel.
Ik maak een korte inleiding voor de argumentatie. Rechtvaardiging van verdelen kun je op 2 manieren opvatten. De eerste manier is gaat onder de naam van consequentialisme; hierbij ligt het accent van de beoordeling bij de uitkomst/outcome van de verdeling. De tweede manier is een deontologische beoordeling. Bij de deontologie wordt de handeling zelf beoordeelt; wat zou moeten. En als de handeling rechtvaardig is geweest, is in principe de uitkomst dat ook. Dit is allemaal zeer eenvoudig gesteld.
Bij het idee van eigendomsrechten  kun je uitgaan van het Lockiaanse principe. Locke stelt dat eigendom, “Property rights are rights in things. Full ownership of something includes the right to use it as one wishes (so long as one does not thereby harm others in ways that violate their rights), to exclude others from its use, to allow another person to use it on any mutually agreed terms, to waive or renounce one’s rights in the thing, and to transfer this entire package of rights to another person”. Eigendom in een deontologische opvatting hangt dus sterk samen met het recht op individuele vrijheid. Als de rechten niet worden gewaarborgd kan er geen sprake zijn van een rechtvaardige verdeling/ingreep.
Het consequentialisme, dat hierbij steunt op Hume, “holds that property rights are justified by a lager social utility of a set of fairly strict conventions and laws protecting te security of property (Murphy and Nagel p.43). Voor de consequentialisten zijn de rechten weliswaar aan het individu gegeven, maar zijn volgens de schrijvers p.44 de consequentie van wet- en regelgeving en afspraken, die er voor zijn om waarden, zoals veiligheid en welvaart, te bevorderen.
Het is dus vanuit welke invalshoek je naar de wereld kijkt of verplichte verkoop aan de orde is. Deontologisch is het een inbreuk op de vrijheid van handelen bij een corporatie en onrechtvaardig. De consequentialistische invalshoek laat ruimte toe om verkoop af te dwingen, mits een hogere maatschappelijke waarde verbeterd kan worden. Het utilitarisme in optima forma.
Je kunt ook het differentie-principe van Rawls, in zeer eenvoudige vorm, toevoegen aan de discussie door te stellen dat gedwongen verkoop mag, mits de minst gepositioneerde op de woningmarkt er het meest op vooruit gaat. Onder de voorwaarde dat de huidige systematiek een mindere uitkomst biedt.
Murphy c.s. voegt nog een argument toe en die is afkomstig van Hegel. Hegel stelt in de woorden van Murphy c.s. dat “individual have rights to possess some minimal amount of property in order to express their freedom by embodying their will in external objects p.45”. Inmenging in het eigendomshandelen van corporaties betekent een beperking opleggen op hun positieve wil om volkshuisvestelijke doelen op hun manier te bereiken.

Murphy c.s. stellen dat de bescherming van individuele eigendom is een essentieel onderdeel van de menselijke vrijheid p45.. Maar de overall structuur/systeem van eigendom zou op andere gegrondvest moet worden.

Dus Donner kan argumenteren dat hij respect heeft voor het eigendomsrecht van corporaties, maar gezien hun maatschappelijke inbedding/functie en de opgave waar de samenleving als geheel voorstaat, dat ingrijpen mogelijk moet zijn. Donner moet dan alleen hard kunnen maken dat na de ingreep het ook beter zal gaan in de samenleving. En dat is een vraag.

Reacties

Populaire posts van deze blog

het goede volkshuisvestelijk handelen

right to buy in Schotland op de helling (in het Engels)